Alfred

Daar lag Alfred, uitgeteld of levenloos in een chaise longue, een been erop, een been eroverheen tot op de grond, het edele hoofd met de baard leunde tegen de hoofdsteun. Ik haalde de intrigerende vuile smeedijzeren vorm uit de winkel en zette hem Alfred op het hoofd: was het werkelijk een kroon? Alfred niesde en greep in paniek om zich heen, zijn gezicht beklemd door ijzeren stengels die alle kanten op kronkelden. Alfred was hier koning, zoveel was zeker. Maar gekroond? De kap viel te laag over zijn hoofd, stofdraden hingen voor zijn mond en kriebelden bij zijn neusgaten. Ik zag het beter nu: bloemenstengels slingerden zich om de kern, een zeshoekige, taps toelopende lantaarn van gekleurd glas. Een mysterieuze veelvormige bloei brak door de stoflagen en spinnenwebben.

- 36 -