Afgezien van Frans' intense misbruik van de hal kon ik heel goed met hem overweg. Ik was nog niet beneden of hij kwam aansloffen, twee dampende mokken in de hand. Ik bezat een aangenaam aanspreekpunt in hem, zolang ik zijn vertrekken maar ontliep. Daar huisden de ongelukkige voortbrengselen van zijn biologische belangstelling. Een aanzienlijk gedeelte was er omgetoverd tot een oerwoud van zeldzame cacteeën, paddenstoelen, padden en overig ongedierte en onfrisse flora. Ik kon het moeilijk geloven: in dat oerwoud wist Frans de mensen aan te trekken met zijn verhalen, zijn bijlessen, zijn belangstelling voor je, zijn onuitputtelijke voorraad bier.