De meeuwen krijsen boven het plein waar Marco op uitkijkt. Zigzaggende duikvluchten naar etensresten of ander spul van hun gading. Op de vroege, mensenloze ochtend schieten ze in de rondte als witte proppen in een schoolklas. Ook zijn jachtuur is het, maar hij neemt de tijd. Een perziken gloed vult geleidelijk de lucht. Donkere façaden worden langzaam huizengevels. De nacht wordt weggestraald door kleuren die hij zo nooit heeft gezien, en hij blijft geboeid een tijdje naar ze staren. Op de meest ultieme dag, de laatste dat hij het bedrijfsnetwerk op kon, heeft hij beheerst Amanda’s instructies uitgevoerd – wat hem betreft de laatste.